- Welke producten moet zij weggooien?
- Welke producten moeten in de koelkast staan?
- Welke producten zetten/leggen in de keukenkast?
- Hoe moet je het product klaarmaken?
- Moet je het product laten ontdooien? (ontdooien = ontvriesen)
- Mag je het product (niet) laten ontdooien?
Woordenschat – houdbaarheidsdatum = versheidsdatum, de verpakking(en), de oven(s), het frituurvet, het fornuis (fornuizen), met dekzel, bevroren, ontdooid, supermarkt, reclameboodschappen, sluitingsuur, verwittiging (En=warning), etiket (En=label), klacht (En=complaint), wisselgeld, kasticket, kledingstuk, beschimmeld (En=moldy), vervallen, defect.