Wie ben je? Ik ben…
What is jouw naam? Mijn naam is…
Hoe heet je? Ik heet…
Uit welk land kom je? Ik kom uit…
Waar kom je vandaan? Ik kom van…
Waar woon je? Ik woon in…
Ben je getrouwd? Nee, ik ben niet getrouwd maar ik woon samen met mijn vriend.
Heb je kinderen? Nee, ik heb geen kinderen.
Hoelang woon je in Belgie? Ik woon … in Belgie.
Hoe kom je naar school? Ik kom te voet naar school.
Hoe gaat het? Hoe is het? (Hoe is ‘t?)
Prima! Goed! Uitstekend! | Zozo. Het gaat wel. | Slecht. Niet goed.
Hoe oud ben je? Ik ben … jaar.
Wanneer verjaar je? Ik verjaar op… (Gefeliciteerd! Proficiat! Gelukkige verjaardag!)
Wanneer ben jij geboren? Ik ben geboren op…
Mag ik iets vragen? Natuurlijk. | Ja, zeker!
Ik begrijp het niet. | Ik weet het niet.
Wablief? | Kan je dat herhalen? | Wat zeg je?
Hoe laat is het? (Oe laat ‘t?) Sorry, ik heb geen uurwerk.
Klopt dat? Nee, dat klopt niet. | Ja, dat klopt.
Is dat waar? Nee, dat is niet waar. | Ja, dat is waar.
In welke straat woon je? Ik woon in … straat.